Sjaak van der Lei: op zoek naar het beste

Als je Sjaak van der Lei zegt, zeg je tegenwoordig Cornet Obolensky. De 36-jarige goedlachse springruiter, gepassioneerd fokker en handelaar heeft er de laatste jaren veel van gemaakt samen met zijn vriendin Jenny Toes.

Ze hebben vaste grond onder de voeten op een mooie plek in Sint-Michielsgestel bij Den Bosch, met de merries en veulens in de weilanden, stuk voor stuk paarden met indrukwekkende namen in de pedigree. Met Kannan jr. had het stel een onvergetelijk moment in Den Bosch toen de zoon van Cornet werd uitgeroepen tot kampioen. Op zoek naar het beste.

Sjaak van der Lei komt uit het Groningse Houwerzijl, waar zijn ouders een melkveebedrijf hadden: “Mijn vader was 47 toen hij niet meer tegen de koedampen kon. Hij kwam in het ziekenhuis te liggen, ze gaven hem een jaar. Hij heeft het nog twee keer geprobeerd maar hij moest uit de melkput kruipen. Hij is nu gelukkig 71. Mijn broer Jan nam de boerderij over en mijn vader ging paarden fokken, puur uit passie. En zo is het bij mij begonnen.” De ponycarrière was met L2-dressuur en B-springen niet heel indrukwekkend maar toen Sjaak 12 was, nam hij de paarden van zus Agaat over die bij een stal ging rijden. Hij leidde zelf ook twee driejarige paarden op waarmee hij bij de junioren het NK sprong. Sjaak won in de tussentijd de Grote Prijzen van Meppel en Moorsele. Op z’n 18e maakte hij deel uit van de eerste selectie van het Rabobank Talentenplan: “Dat was een mooie ervaring, met mensen als Henk Frederiks, Rianne Nalis en Rob Heijligers onder aanvoering van Piet Raijmakers hadden we een mooi clubje bij elkaar. En je leerde allerlei nieuwe mensen kennen.”

Vanuit het Noorden belandde Sjaak van der Lei bij diverse stallen in het Brabantse voordat hij een leerzame periode in Nijkerk woonde. En toen ontmoette hij Jenny, met wie hij nu al een paar jaren samenwoont en heel veel onderneemt. Terugkijkend: “Ik ben op veel plekken geweest en dan komen er allerlei mensen op je pad waar je wat van leert. Daar moet je de waarde van zien, ook achteraf. Ik kan ergens enorm enthousiast over zijn, maar ik kan dan ook vol met m’n bek tegen de muur vliegen omdat ik dingen anders had moeten doen. Het hele leven is een leertraject. Ik weet nog wel dat ik met Hein van de Mortel samen goede handel had gedaan. Zegt ie: je denkt nou dat je de handel kent, maar je gaat er zeker een paar kopen waar je flink aan gaat verliezen. Is helemaal uitgekomen. In de loop der jaren leer je naar allerlei mensen te luisteren en wordt langzamerhand duidelijk dat domme vragen niet bestaan.”

Het ondernemerschap en de handel zitten bij Sjaak van der Lei ingebakken. Kansen zien en erover nadenken: “Ik had twee merries waar ik mee wou fokken. Ik was op zoek naar wat op dat moment het beste was in mijn ogen. Ik kocht twaalf rietjes van Cornet Obolensky in België en tien rietjes van Baloubet. Toen dat bekend werd, wilde iedereen de rietjes van Cornet kopen. Ik ben het gaan onderzoeken en via- via ben ik in contact gekomen met de eigenaar in Oekraïne. Die had Cornet op de hengstkeuring in Westfalen gekocht en toen in Duitsland internationaal laten springen. Hij is trouwens ook de eigenaar van de Cornet-zoon Comme il Faut, ook een fenomeen.” Sjaak kreeg de rechten voor Nederland, Kai Ligges voor Duitsland, Group France Elevage voor Frankrijk, daarbuiten waren ze vrij. Maar als je nu op Facebook, Universal Horse Data of welk platform dan ook waar dan ook in de wereld zoekt naar Cornet, kom je wel uit bij Sjaak van der Lei: hij had de webnamen toch maar mooi vastgelegd. Net iets sneller geweest, zeg maar.

Over de nakomelingen van Cornet Obolensky kun je boeken vol superlatieven schrijven. We lichten er één uit: Kannan jr., de schimmel die in Den Bosch kampioen werd en inmiddels ook Zangersheide is goedgekeurd. Sjaak: “Ik had contact met Wobbe Kramer, gewoon ervaringen uitwisselen over de fokkerij. Hij vertelde over zijn merrie Van Meta, de Quick Star uit de volle zus van Kannan (Voltaire x Nimmerdor) die met zijn zoon Siebe Kramer 1.45 liep. Ik dacht: da’s wereldbloed, da’s sport! Ik had het sperma, zij hadden de merrie. We hebben de eitjes uit de merrie gehaald, buiten de merrie bevrucht, het embryo ingevroren en op de juiste tijd van het jaar ingebracht. En dat was het begin van onze kampioen op de hengstenkeuring. Echt de hele wereld zat er achteraan, onmiddellijk nadat hij op de keuring de laatste sprong gemaakt had. En de huldiging deed me echt wat, ik had tranen in mijn ogen. Je hoopt dat een keer in je leven mee te maken en nou overkwam het mij al.”

De emotie tekent de passie van Sjaak van der Lei als het gaat over zijn zoektocht naar het beste: “Ik probeer voor mezelf de lat altijd hoger te leggen. Toen ik in het begin op concours ging, ging ik met zeven paarden, met één zadel, één hoofdstel en vijf bitten. Zo was dat toen. Van de kritiek van collega’s heb ik geleerd. Ik had een paar goede en een paar minder goede paarden. Die laatste eten net zoveel. En aan de eerste ben je feitelijk minder tijd kwijt. Dat leer je wel in de praktijk. Zo is het ook met de fokkerij, waarin ik ook geleerd heb niet snel tevreden te zijn. Vroeger hadden de paarden niet de kansen. Als je een merrie had die 1.40 sprong, had je een fenomeen. Nu doen er in de tours in Italie, Spanje en Portugal in totaal een paar duizend mee die 1.40 lopen. Op het EK in Gothenburg waren er 25 finalisten: van 24 had de vader 1.60m gelopen. We hoeven niet meer met minder tevreden te zijn. Waarbij ik geloof dat een goede merriestam misschien wel 80% van het resultaat bepaalt. Iets wat ze zelf hebben, kunnen ze ook doorgeven. Waarom zijn er bepaalde merriestammen waar de een na de andere goede uit komt? En dan heb je vaders die uitzonderlijk vererven. Ik wil zo weinig mogelijk aan het toeval overlaten.”

Sjaak van der Lei is niet tevreden met minder dan het beste, wat hij vooral de afgelopen jaren in de praktijk heeft kunnen brengen: “De laatste paar jaren is het hard gegaan omdat Jenny en ik het samen doen. Een paar jaar geleden had ik een paar paarden, nu lopen er hier, bij pa en ma en bij verschillende ruiters. De dingen gaan goed, ik geniet ervan. Maar ik blijf altijd streven naar een goed product. Je zit nooit stil, bent nooit tevreden: het kan altijd beter. Binnenkort als het dekseizoen wat verder is, ga ik ook zelf weer met een paar jonge paarden op concours. En ik probeer me maar aan de uitspraak van Piet Raijmakers te houden: rij nul en net iets sneller dan de rest, dan heb je gewonnen.”